Fotogravure (Bron Wikipedia)

Fotogravure is een diepdruktechniek, of een foto-mechanisch proces, waarbij een koperplaat gecoat wordt met een lichtgevoelige laag, die door een positieve transparante film belicht is. Vervolgens wordt de plaat geëtst en afgedrukt, hetgeen resulteert in een hoogwaardige afdruk waarin de details en alle grijstoonwaarden van een foto zijn te reproduceren.

Fotogravure van Victor Hugo, 1883

Geschiedenis.

De eerste vormen van fotogravure zijn ontwikkeld door de pioniers Henry Fox Talbot in Engeland en Nicéphore Niépce in Frankrijk. Ze waren op zoek naar een methode waarbij een afdruk van een foto niet in de loop van de tijd zou vervagen. Dat probeerden ze door platen te etsen, die dan vervolgens op een traditionele etspers konden worden afgedrukt. Deze vroege drukken waren de eerste foto's, nog voor daguerrotypes en later de natte-collodion fotografische processen.
Photogravure in zijn volwassen vorm is later ontwikkeld in 1878 door de Tjechische schilder Karel Klíc, (oorsprong van de naam "cliché") die verder bouwde op de research van Talbot.
Vanwege de hoge kwaliteit en rijkdom aan details, werd fotogravure zowel gebruikt voor originele grafiek als voor reproductie van andere kunstvormen zoals schilderijen. Fotogravure moet onderscheiden worden van rotogravure. Bij fotogravure wordt er gewerkt met een vlakke, tamelijk diep geëtste plaat, terwijl bij rotogravure een roterende cilinder tamelijk licht wordt geëtst. Rotogravure wordt gebruikt bij zeer grote oplagen van bijvoorbeeld kranten en tijdschriften. In Frankrijk wordt de term fotogravure anders gebruikt; daar heet dit proces héliogravure. De Franse term photogravure verwijst naar alle etstechnieken waarbij iets wordt belicht.

Kenmerken 

Fotogravure laat een zeer grote hoeveelheid toonwaardes zien, door de overdracht van inkt van een geëtste plaat naar speciaal bevochtigd papier. De plaat wordt afgedrukt op een etspers. De unieke toonwaardes van fotogravure ontstaan door de variërende etsdiepte in de plaat; de schaduwen op de prent zijn veel dieper geëtst (houdt meer inkt vast) dan de "hooglichten" (houdt nauwelijks inkt vast). Bij "half-toon-processen" bepaalt vooral de verdeling van de puntjes (het raster) de grijswaardes. Bij fotogravure bepaalt de dikte van de inktlaag de toonwaarde. 

Een fotogravure uit 1901 door W. E. F. Britten voor Alfred, Lord Tennyson's gedicht St. Simeon Stylites.

Techniek

 De platen bij fotogravure doorlopen verschillende stadia:

  1. Er wordt eerst een positeve film gemaakt, met continue grijstonen, van een origineel fotografisch negatief. Men kan natuurlijk ook een (gewassen) tekening maken met continue tonen op een transparante film.
  2. Vervolgens wordt speciaal "fotogravure pigment papier" lichtgevoelig gemaakt door het papier gedurende 3 minuten onder te dompelen in een 3,5% oplossing van kalium dichromaat. Dan het papier laten drogen op een stuk plexiglas.
  3. In de derde fase (normaal gesproken de volgende dag) wordt met de positieve film het pigmentpapier belicht. De positieve film wordt op het pigmentpapier gelegd. Vervolgens wordt dit met UV licht belicht (ultra violet). Er is trouwens eerder op de koperplaat al een grein aangesmolten, als een aquatint, met asfaltpoeder of colofonium (harspoeder). Het UV-licht komt door de positieve film en vervolgens wordt het pigmentpapier uitgehard in de mate waarin het het UV licht ontvangen heeft.
  4. In de vierde fase wordt het pigmentpapier op de koperplaat aangebracht. Het pigmentpapier wordt "omgekeerd" op de glanzend gepolijste koperplaat gelegd onder een laag water. Het wordt vervolgens met een "trekker" (ramen-trekker) (=squegee) op de plaat gedrukt waardooor het water tussen het pigmentpapier en de plaat wordt weggedrukt.
  5. Als het pigmentpapier aangebracht is, wordt in een warmwaterbad de papieren drager en eveneens het zachtere onbelichte pigment. Het uitgeharde overblijvende pigment is gerelateerd aan de belichting. Deze laag geharde pigment vormt een etsgrond op de koperplaat. De etsgrond wordt gedroogd en de randen en de achterkant van de plaat worden afgedekt met stop-out.
  6. In de zesde fase wordt de plaat geëtst in verschillende baden met ijzerchloride, te beginnen met een hoge concentratie en vervolgens in lichetere baden. De concentratie in deze baden wordt aangegeven in graden Baumé (zuurweger). De ijzerchloride gaat eerst door de hele dunne lagen afdeklak (pigment), en etst de schaduwen en de zwarten. Het etsproces gaat vervolgens door met steeds lichtere baden. Het beeld wordt in de plaat geëtst door de ijzerchloride; de ijzerchloride maakt "holtes" in de plaat van verschillende diepte. De inkt zal op die plaatsen een bepaalde dikte hebben en daardoor een bepaalde grijstoon hebben. De grein is nodig om "open bites" te voorkomen. De grein (aangebracht met een aquatint screen, of met asfaltpoeder/colofonium geeft een patroon aan de afbeelding waardoor de inkt altijd ergens kan hechten aan de plaat.
  7. In de laatste fase wordt de plaat afgedrukt.