In het algemeen gesproken kan er onderscheid gemaakt worden tussen papier dat voor diepdruk gebruikt wordt en papier dat voor "vlakdruk-technieken" wordt gebruikt. Diepdrukpapier moet in de groeven van de etsplaat kunnen worden gedrukt. Het papier dient dus samendrukbaar en soepel te zijn. Dit geldt uiteraard ook voor papier dat voor blinddruk gebruikt. Ook dient het, zonder problemen, te kunnen worden bevochtigd voor het drukken
De tweede soort papier wordt voor "vlakdruk-technieken" gebruikt. In dit kader bedoelen we daarmee lithografie, zeefdruk, offset en in zekere mate houtsnede.
Deze twee soorten papier moeten worden geanalyseerd betreffende hun vermogen om de inkt op te nemen, en hun verdere funktie om de afdruk optimaal te kunnen presenteren.
1. etspapier
Dit papier moet altijd specifieke eigenschappen hebben, bovenal omdat het papier wordt samengedrukt door de pers en alleen correct zal afdrukken als het papier goed in de gegraveerde (geëtste) lijnen doordringt. Het papier moet daarom elastisch zijn. Het moet goed kunnen worden samengedrukt en dus een relatief lage dichtheid hebben. Het oppervlak van het papier moet zacht aanvoelen, maar mag geen oppervlaktebewerking hebben ondergaan, en zeker geen coating (MC). Bij het selecteren van het papier moet de graficus rekening houden met de elasticiteit die hij nodig denkt te hebben voor een bepaalde plaat en de diepte van de lijnen. Fijn geëtste lijnen hebben genoeg aan een zacht, licht en zijdeachtig papier.
Verder moet er rekening gehouden worden met de dikte van de plaat. Vergé papier kan veel hebben en heeft geen probleem met een plaat van 1mm dik. Als de plaat veel dikker wordt is er zwaarder en sterker papier nodig. Niet alleen vanwege de samendrukbaarheid vanwege de dikte van de plaat, maar ook om te voorkomen dat het papier langs het facet van de plaat gaat scheuren.
De oppervlakte struktuur (fijn grof) die wordt gekozen hangt af van de soort lijnen van de ets. Fijne lijnen vragen om een fijne struktuur. Wat grovere lijnen kunnen worden gedrukt op papier met een iets grovere "korrel". Soepelheid, elasticiteit, samendrukbaarheid, en een "satijnachtig" oppervlak zijn de kenmerken van echt lompenpapier. Dit papier wordt weinig gemaakt. Sommige papierfabrieken gebruiken het woord "lompenpapier" terwijl ze "papier uit katoenpulp" bedoelen. Dit is een min of meer geaccepteerde vorm van misleiding, in dezelfde catagorie als "echte schepranden" e.d. Katoenpulp wordt door de papierfabrieken gemaakt uit korte katoenvezels (linters). Lange katoenvezels zijn gereserveerd voor de textielindustrie. De papierfabrieken ontvangen de katoenvezels in de vorm van pakken met vellen.
Papierpulp gemaakt uit lompen is uiteraard ook veelal gebaseerd op katoen, maar de vezel is veel langer; reeds in het begin omdat katoen, gereserveerd voor de textiel, een langere vezel heeft. Ook is de vezel langer omdat de katoenvezels ketens blijven vormen in de pulp, omdat er ooit katoendraden van zijn gesponnen. De sterkte van papier is rechtevenredig met de lengte van de vezel.
Als er sprake is van veel relief in een blinddruk kan er alleen een zwaar lompenpapier (600 gr.) gebruikt worden; zoals de "esportazione" van Fabriano of de "extrarugueux" van Arches. Ook kan men echter moderne soepele papieren gebruiken die behandeld zijn met "Pulpex".
Etspapier moet goed kunnen absorberen, vervormbaar zijn, en slechts licht gelijmd en nooit gecoat. Dit omdat het papier vaak bevochtigde moet worden tijdens het drukproces. Tijdens het bevochtigen mogen ze niet teveel uitzetten of krimpen, maar in ieder geval moeten ze terug naar de originele grootte als ze droog zijn. Het is niet perse nodig dat het papier heel dik is, maar de pulp moet wel goed vermengd zijn. Puur lompenpapier laat zich het beste bevochtigen. "Rijstpapier" (Japans papier) en sommige papieren van van Gelder "vellum" zijn zeer absorberend en moeten daarom bevochtigd worden met een spons. Echter, nieuwe soorten papier waarin Pulpex is verwerkt kunnen droog worden gedrukt (diepdruk!) maar kunnen ook zeer goed worden bevochtigd.
Ala het papier gebruikt wordt voor een realistische weergave van een kleurenplaat, kan het beste wit papier gebruikt worden, en niet de "creme-achtige" papieren zoals van linnen of katoen. Etspapier moet bestand zijn tegen veroudering. Lompenpapier is het beste bestand tegen veroudering. Het bewijs daarvoor is het papier van oude boeken (15e. 16e eeuw). Ook het papier dat enige tijd geleden in de chinese muur werd gevonden en gemaakt is ongeveer 30 jaar na de uitvinding van het papier door Tsai-Loun in de eerste eeuw na Christus, is nog in goede staat.
"Zuurvrij papier" wordt in dit verband gebruikt. Zuur papier veroudert over het algemeen sneller. Daarom wordt papier voorzien van een "alkalische buffer" (krijt) (basisch) waardoor de ph waarde altijd boven de 7 blijft. Het papier is dan ook beperkt veilig voor zure aanvallen in de toekomst. Dit is ook relatief trouwens. In het museum van Fabriano wordt papier bewaard van een zeer goede kwaliteit maar met een hoge zuurgraad. Door de zuiverheid van de grondstoffen die indertijd gebruikt werden blijft het papier toch heel goed geconserveerd.
Verder spreekt het vanzelf dat diepdrukpapier "mooi" papier moet zijn, want een afdruk is niet alleen maar een reproduktie maar ook een kunstwerk op zich. Een mooi oppervlak, kleur of iets dergelijk draagt bij aan de schoonheid van de prent.
2. Papier voor "vlakdruk-technieken"
Ook de kwaliteit van het papier is hier belangrijk. Het is altijd goed als het papier een zeker percentage katoen of "lompen" bevat naast de cellulose. De papieren kunnen worden verdeeld in twee hoofdgroepen;
Alleen op maat gesneden papier kan op mechanische persen worden gebruikt voor kleurendruk i.v.m. het register. Papier met schepranden of scheurranden kan hiervoor niet worden gebruikt. Papier met (imitatie) schepranden kan heel goed gebruikt worden voor manuele druktechnieken, zoals houtsnedes, lithografie en monotypes. Bij kleurendrukken kan het soms nodig zijn om de scheprand er af te knippen.
Papier voor lithografie moet goed in staat zijn om zowel de inkt op olie-basis te kunnen absorberen als het vocht. Normaal gesproken heeft lithopapier een mat satijnachtig oppervlak, met een niet al te grote "korrel". Als het papier te grof is, zal het problemen geven bij het drukken van kleurvlakken. Vroeger werd lithopapier soms, na bevochtiging, glad gesteken tussen twee gepolijste zinkplaten. Na dit "kalanderen" (satineren), werden de vellen in stapels van 25 stuks geperst. Zeker is de kleurenllithografie (chromolithografie) was dat belangrijk. Gecoat en gelijmd papier werden veel gebruikt in de lithografie, evenals simili Japon papier. (Simili is zachter en steviger dan echt Japans papier) .
In de zeefdruk is de vlakheid van het papier van groot belang. Een grof papier zal ook voor problemen zorgen. Het papier moet worden gekozen op basis van de inkt die gebruikt wordt; Inkt op waterbasis vraagt om een dik papier, licht gelijmd of niet gelijmd, en zeker niet gecoat. Voor inkten op oliebasis hangt het van het effect af dat men wenst; absorberend papier (mat) geeft een mat resultaat na het drukken, terwijl een gelijmd papier met een glad oppervlak en "glossy" resultaat zal geven.