Papierpulp
Het begint met de papierpulp. Als grondstof wordt 100% katoen gebruikt, of meer precies, de katoenhaartjes (vezels). Het wordt aangeleverd op rollen. De katoenhaartjes verschillen qua eigenschappen, afhankelijk waar het vandaan komt; de lengte van de haartjes en de sterkte.
De vezels worden in een soort grote mixer gedaan met veel water. De katoenvezels lossen op en kleven aanelkaar. Vervolgens wordt calciumcarbonaat (koolzure kalk = materiaal lithostenen) toegevoegd, om de zuurgraad omlaag te brengen. Het is papier is dan alkalisch (basisch) Het pulpmengsel wordt geraffineerd, om de vezels te splitsen. Hierdoor vermengt de pulp zich beter en ontstaat er een sterker papier. Vervolgens worden de vezels in een groot vat geplet door twee ronddraaiende bladen. Het mengsel wordt gefilterd om de zwaardere deeltjes te verwijderen. De geraffineerde pulp gaat de "rondzeefmachine". Veel aandacht is er voor de kwaliteit van het water, want de kwaliteit van het papier hangt o.a. af van de puurheid van het water. Het gereedschap dat het eigenlijke papier maakt is een grote ronde trommel, met op de buitenkant fijn kopergaas. De figuur die het watermerk in het papier aanbrengt, is aan dit gaas vastgemaakt. Elk type papier heeft z'n eigen watermerk. Het symbool (=oneindigheid) staat voor de konstante kwaliteit van het papier. Het watermerk bevat ook een symbool dat bij iedere produktie-run verandert, zodat het papier kan worden gedateerd. De rondzeefmachine is niet groot in vergelijking met bijvoorbeeld een "langzeefmachine". De papierpulp bevindt zich aan de buitenkant van de rondzeef. Het water in de pulp wordt door de fijne gaatjes van de zeef gedrukt, terwijl de vezels op de zeef blijven liggen. Het water in de zeef wordt constant afgevoerd. Aan de buitenkant van de zeef ontstaat een laag papiervezels. De zeef draait tegen de klok in. Zodra de vezellaag de onderkant van de viltbaan raakt, wordt er nog water uitgedrukt, maar belangrijker, het vilt neemt de vezellaag van de zeef. Vervolgens gaat het "papier in wording" door een aantal walsrollen, die nog meer water er uit persen. De rollen geven ook in hoofdzaak de structuur aan het papier, mede afhankelijk van de structuur die in het vilt aanwezig was.
Het papier wordt gedroogd in grote droogtrommels waar het papier zigzaggend door heen gaat. Grafiek-papier is nu grotendeels klaar, afgezien van het op maat snijden er verpakken. Andere papieren hebben nog een bewerking nodig. Aquarelpapier gaat bijvoorbeeld nog door een gelatine-bad. Het papier wordt helemaal geimpregneerd met gelatine, waardoor de hechting van de waterverf aan het papieroppervlak verbetert. Voor offsetpapieren wordt stijfsel aan de buitenkant toegevoegd d.m.v. speciale cilinders. Dit noemen we "oppervlakte-verlijjming" |